Spelregels veldhockey 2007

24-2 Teams Een team bestaat uit 11 spelers. Een van de spelers in het veld moet de doelverdediger zijn. Deze moet een van beide teams afwijkende kleur shirt en een helm dragen. Spelerswissel, aanvoerder, teambegeleiders (regel 6 en 7) Een team bestaat uit 11 spelers. Een van de spelers in het veld moet de doelverdediger zijn. Deze moet een van beide teams afwijkende kleur shirt en een helm dragen. Op ieder moment in de wedstrijd, behalve na het toekennen van een strafcorner (totdat deze is afgelopen) mogen een aantal spelers naar keuze gewisseld worden; uit het veld gezonden spelers mogen niet gewisseld worden. Voor wissels wordt geen speeltijd bijgeteld, behalve voor het wisselen van een doelverdediger. Het wisselen moet gebeuren in de buurt van de middenlijn; voor de doelverdediger mag het ook in de buurt van het doel. Ieder team moet een aanvoerder met een aanvoerderarmband in afstekende kleur in het veld hebben. Aanvoerder doet de toss, is verantwoordelijk voor het wisselen van de spelers van zijn team en voor het gedrag van alle spelers van zijn team. Naast de wisselspelers mogen maximaal 3 teambegeleiders en 1 arts op de bank zitten; deze teambegeleiders mogen hun team coachen maar mogen geen aanleiding tot moeilijkheden geven door hun gedrag. Begin van het spel en voortzetting na een doelpunt Begin eerste helft: door speler die toss gewonnen heeft en voor de beginslag kiest of door de tegenstander wanneer de eerste speler de doelhelft heeft gekozen. Bij het begin van de tweede helft door een speler van het andere team. Na een doelpunt door een speler van het team waartegen het doelpunt is gemaakt. Het begin van de wedstrijd en de voortzetting vindt plaats met een vrije slag vanaf het midden van het veld, waarbij beide teams (behalve de nemer)zich op de eigen helft bevinden. Bal buiten het veld Zijlijn - inslag vanaf de zijlijn door de tegenstander Achterlijn - onopzettelijk door een verdediger: lange corner vanaf de zijlijn - opzettelijk door een verdediger (vanaf de eigen helft): strafcorner - door een aanvaller: vrije slag vanaf 14.63 m. vanaf de achterlijn Vrije slag Bij een vrije slag moet de bal langs de grond geslagen of gepushed worden. De bal moet stilliggen en op of nabij de juiste plaats (lange corner op de juiste plaats). De tegenpartij moet op 5 m afstand zijn. Inslag, uitslag en lange corner worden op deze manier uitgevoerd. Manieren om de bal te spelen De bal mag door een veldspeler alleen met de platte kant van zijn stick worden gespeeld door middel van: - slag: een zwaaiende beweging van de stick tegen de bal - push: een duwbeweging met de stick tegen een dicht bij de stick op de grond liggende of rollende bal, die daardoor langs de grond wordt voortbewogen - flick: deze wordt overeenkomstig de push uitgevoerd, maar door een polsbeweging wordt de bal van de grond omhoog gespeeld - scoop: een (vrijwel) stilliggende bal wordt door een scheppende beweging met de stick, waarbij de haak schuin onder de bal wordt geplaatst, omhoog gebracht en weggespeeld De doelverdediger mag daarnaast binnen zijn cirkel de bal ook met zijn klompen of legguards (beenbeschermers) voortbewegen. Daarnaast mag de doelverdediger de bal ook stoppen met handschoenen, lichaam en stick. Voordeel Voordeel geven betekent het niet fluiten als daardoor de overtredende speler of team het zwaarst bestraft wordt. Wat niet mag - ruw of gemeen spelen, de regels opzettelijk overtreden, wangedrag begaan - een tegenstander aanraken, duwen, doen struikelen, zijn kleding of stick vastgrijpen - de bal onbezonnen, wild of gevaarlijk spelen - de bal opzettelijk tegen een tegenstander op/aanspelen - de bal met de bolle kant spelen (onopzettelijk is zelden fout) - de stick over het hoofd van een tegenstander heen halen - met de stick op of naar de stick van een tegenstander te slaan of de stick als intimidatie te gebruiken - de bal met iets anders dan de stick te spelen (behalve de doelverdediger) - wann